Deze post verscheen eerder op 3xleren

Wie heeft deze vraag niet gehad, op de basisschool al? Vanaf heel jonge leeftijd vragen we kinderen om na te denken over hun toekomst, terwijl ze eigenlijk nog bezig zijn met het ontdekken waar hun interesse en hun talenten liggen. Ze zijn nog aan het spelen! Over het algemeen weten ze het dus nog helemaal niet en kun je op twee achtereenvolgende dagen twee totaal verschillende antwoorden krijgen, afhankelijk van waar het kind op dat moment enthousiast over is. Bij mijzelf wisselde mijn levensdroom ook nog wel eens. In groep 4 (de eerste keer dat ik me kan herinneren dat het me gevraagd werd) wilde ik juf worden, in groep 5 was het mijn droom om dolfijnentrainer te worden en in groep 6 leek het me ontzettend leuk om als schrijfster mijn geld te verdienen. Inmiddels is het cirkeltje weer rond en weet ik dat ik graag iets met onderwijs/lesgeven/coaching wil doen. Een van mijn dromenĀ is om, samen met anderen die dezelfde motivatie hebben, het onderwijs opnieuw vorm te geven. En in dit nieuwe systeem, waar de nadruk ligt op persoonlijk leren op basis van interesse, kan ik mijn eerste droom om juf te worden misschien nog wel eens waar maken.

Dromen, dat is waar we als kinderen nog goed in zijn. Kinderdromen zijn onbegrensd, nemen onverwachte wendingen en kunnen ontzettend onrealistisch zijn. En dat mogen ze ook, want ze dagen kinderen juist uit om van alles te proberen. Lukt het niet, dan probeer je het nog een keer of, als je er geen zin meer in hebt, ga je wat anders doen. Zowel wat je kan als persoon als waar je interesses liggen, zijn namelijk geen vaststaande gegevens. Vaardigheden en kennis kun je leren, als je er maar tijd in steekt. En dus tijd in wil steken, want als je iets eigenlijk niet wil leren, gaat het ook echt niet lukken. Dit is waar interesse en vaardigheid/kennis dus samenkomen: als je iets leuk vindt, leer je het heel makkelijk. Waarom beperken we leerlingen dan met een vakkenpakket dat voor een groot deel bestaat uit dingen die ze niet interessant vinden en waarvan ze op dit moment ook overtuigd zijn dat ze er nooit iets mee gaan doen?

Vaak hebben ze nog gelijk ook. De schoolgaande jeugd kiest een vakkenpakket op hun 14e of 15e, meestal op basis van de cijfers die ze voor de vakken hebben. Want ja, je moet natuurlijk vooral je examen halen voor je verder kan. Dat je misschien juist de vakken waar je misschien wat mindere cijfers voor haalt ontzettend interessant vindt, of dat je juist een passie of talent hebt voor iets dat op school geen aandacht krijgt, is dan jammer, want in je loopbaan als (vul hier een willekeurige baan in) kan je daar niks mee. Deze focus op vakken, cijfers en banen, die in wat mindere mate al op de basisschool begint, beperkt kinderen dus in hun dromen en mogelijkheden op een moment dat die nog onbegrensd moeten zijn. En dat merk je ook later! Om en nabij de helft van de eerstejaars studenten stopt met de studie of stapt over, omdat ze toch de verkeerde keuze hebben gemaakt. Volwassenen hebben een baan om geld te verdienen, terwijl ze eigenlijk juist graag een baan wil hebben die ze leuk vinden en waar ze voldoening uit halen.

De vraag ‘wat wil je later worden’ moeten we misschien maar eens vervangen door ‘wat wil je later doen’. Of beter nog: ‘wat wil je vandaag of morgen doen’. En daarmee leggen we de nadruk weer op het belangrijkste dat school je zou moeten geven: het ontdekken van passies en talenten waar je de rest van je leven iets mee wil doen.

Wat wilde jij toen je klein was doen als je groot zou zijn? En wat doe je nu?